Cookie beleid vv Nagele

De website van vv Nagele is in technisch beheer van VoetbalAssist en gebruikt cookies. Hieronder de cookies waar we je toestemming voor nodig hebben. Lees ons cookiebeleid voor meer informatie.

Functionele cookies

Voor een goede werking van de website worden deze cookies altijd geplaatst.

Analytische cookies

Binnen de site worden er op dit moment geen analytische cookies gebruikt.

Marketing cookies

Facebook Toestaan Niet toestaan

Beter rapen aan eigen dis dan elders vlees of vis

Beter rapen aan eigen dis dan elders vlees of vis

Urk 7

5 - 2

Nagele 3

Assist: Leon Rienks
Kappie
Woeste
Kappie
Woeste
Kappie

Competitie

5e klasse 04

Datum

3 oktober 2020 15:00

Accommodatie

Onbekend

Nagele 3 moest afgelopen zaterdag op bezoek in het mooie vissersdorp Urk. Er zijn vele treffende spreekwoorden met het woordje vis. Gaizka duikt voor u in de boeken en behandelt ze alle 78. Veel van deze spreekwoorden waren afgelopen zaterdag namelijk prima van toepassing op Nagele 3 dat met 5-2 onderuit ging na een 1-2 voorsprong bij rust. Vis zelf uw favorieten eruit. 

  1. aan de vishaak bijten (=zich laten vangen, toehappen) 
  2. aan elke goede visser ontsnapt wel eens een aal (=iedereen maakt wel eens een foutje) 
  3. achter het net vissen (=pech hebben, net een gelegenheid missen)
  4. Achter het net vissen (=Een kans missen)
  5. alle vis is geen bakvis (=niet alles is even dienstig (of handelbaar of lekker)) 
  6. als de vis goedkoop is stinkt ze (=de herkomst ergens van is niet te vertrouwen) 
  7. als een vis op het droge (=iemand die zijn draai niet kan vinden of daar niet thuis hoort) 
  8. ars longo vita brevis (=de kunst blijft lang en het leven is kort) (Latijn)
  9. beter rapen aan eigen dis dan elders vlees of vis (=Oost West thuis best) 
  10. bezoek en vis blijven drie dagen fris (=je moet geen gasten te lang laten logeren want dan ga je je aan hun gewoonten ergeren) 
  11. boter bij de vis (=betaling bij de levering) 
  12. botten blijven platvis (=als je dom bent dan blijf je dat) 
  13. de boer eet vis als het spek op is (=Je moet tevreden zijn met wat je hebt) 
  14. de grote vissen eten de kleine (=de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt / het slachtoffer worden van overmacht.) 
  15. de vis aardt naar de zee (=je kunt wel zien waar hij vandaan komt) 
  16. de vis begint te stinken bij de kop (=het loopt het eerst mis bij de leiding)
  17. de vis is de boet niet weerd (=het sop is de kool niet waard) 
  18. de vis wordt duur betaald (=het vergt veel opoffering ( je moet er wat voor over hebben) om te krijgen wat je wilt)
  19. die is vis (=die is dronken) 
  20. droge stokvis (=een houterig iemand) 
  21. een goeie vis moet drie keer zwemmen (=in het water, in de boter of kookvocht en in de wijn) 
  22. een klein visje een zoet visje (=een klein voordeel of winstje dat met weinig moeite is verkregen) 
  23. een spiering is vis als er anders niet is (=als je honger hebt, ben je niet kieskeurig / bij gebrek aan beter)
  24. een visje uitgooien (=proberen of ergens belangstelling voor bestaat) 
  25. een visje verschalken (=een kleinigheid meepikken) 
  26. een vrouw zonder man is als een vis zonder fiets (=feministische uitspraak) 
  27. Eet vis, als er vis is. (=Een gunstige gelegenheid moet men niet ongebruikt laten voorbijgaan.)
  28. geef een man een vis dan heeft hij die dag te eten (=je kunt iemand beter leren vissen dan heeft hij z`n leven lang vis te eten) 
  29. grote vissen scheuren het net (=hooggeplaatste personen worden niet zo gemakkelijk gestraft)
  30. het is alle dagen visdag maar geen vangdag (=als de buit of vangst tegen valt) 
  31. het is vlees noch vis (=het is niet bruikbaar, omdat het niet duidelijk is)
  32. hij droomt van schol hij eet graag platvis (=hij verwacht te veel) 
  33. hij gaat de visjes voeren (=hij is zeeziek en moet overgeven) 
  34. hij heeft een schollekop (vissenkop) (=hij heeft een boeventronie) 
  35. hij heeft het gelijk van de vismarkt (=iemand die (altijd) probeert men een grote mond zijn gelijk te krijgen) 
  36. hij heeft met een zilveren (of gouden) hengel gevist (=die heeft vis gekocht in plaats van gevangen. Ook: met bedrog zijn doel bereiken) 
  37. hij heeft schelvisogen hij kijkt als een schelvis (=hij kijkt je lodderig, dom of onbetrouwbaar aan) 
  38. hij kan zwemmen als een vis (=iemand die zeer goed kan zwemmen) 
  39. hij kijkt als Jonas in de walvis (=hij zit benauwd te kijken) 
  40. hij praat visserslatijn (=hij blaast zijn prestaties op) 
  41. hij snakt ernaar als een vis naar water (=ergens hevig naar verlangen) 
  42. Hij vangt vissen met zijn handen (=Hij profiteert van andermans werk)
  43. hij vist in troebel water (=hij is een profiteur) 
  44. hoe meer vis, hoe droever water (=als er meer mensen komen valt er minder te verdelen (erfenissen)) 
  45. ieder vist op zijn getij (=iedereen maakt gebruik van het geschikte ogenblik)
  46. iedereen wat van de stokvis (=eerlijk delen) 
  47. iemand uitmaken voor rotte vis (=iemand uitschelden voor alles wat mooi en lelijk is) 
  48. ik maak een platvis van je (=iemand dreigen in elkaar te slaan) 
  49. in troebel water is het goed vissen (=in tijden van onlust of oorlog kan men gemakkelijk voordelen halen)
  50. in zulk water vangt men zulke vissen (=van dat slag volk mag men dat verwachten) 
  51. in zulke vijvers vangt men zulke vissen (=van dat slag volk mag men dat verwachten) 
  52. Je zult stokvis eten. (=Je krijgt slaag.)
  53. leven als een vis in het water (=totaal tevreden en onbekommerd leven) 
  54. met een gouden hengel vissen (=door bedrog zijn doel halen)
  55. met hem kun je gaan vissen (=een prettig persoon in de omgang) 
  56. mossel noch vis (=noch het een noch het ander - goed noch slecht) 
  57. naar iets vissen (=iets trachten te achterhalen) 
  58. platvis eet je met de ramen open en rondvis met de ramen dicht (=m.a.w. platvis is een zomervis en rondvis is in de winter op z`n best) 
  59. salvis titulis (=zonder vermelding van titels) (Latijn)
  60. salvis titulis et honoribus (=zonder vermelding van eretitels) (Latijn)
  61. tussen de mazen (van het net) vissen (=creatief te werk gaan) 
  62. vis begint aan de kop te stinken (=als een bedrijf een slecht management heeft) 
  63. vis laat de mens zoals hij is (=van vis eten wordt je niet dik) 
  64. vis moet (wil) zwemmen (=bij een goede maaltijd hoort een goed glas wijn (bier)) 
  65. vis noch vlees (=noch het een noch het ander) 
  66. visnamig (=daar is het goed vissen, er zit daar veel vis) 
  67. vissen hebben een goed leven (=het gelag niet betalen) 
  68. vissenbloed hebben (=koudbloedig zijn, weinig gevoel hebben, niet gauw koud hebben) 
  69. visserslatijn (=grootspraak)
  70. voor een vissers deur vissen (=vergeefse moeite doen) 
  71. vuile boter, vuile vis (=Zonder goed gereedschap bereik je geen goede resultaten) 
  72. waar geen vis is, is haring ook vis (=je moet voor alles moeite doen) 
  73. wie `s nachts gaat vissen moet overdag zijn netten drogen (=Wie te veel heeft gedronken is de volgende dag niets waard) 
  74. wie vis heeft, moet ook de graat hebben (=je moet ook de nadelen accepteren (geen rozen zonder doornen)) 
  75. zich als een vis in het water voelen (=zich helemaal op zijn plaats voelen)
  76. zo gezond als een vis (=heel gezond) 
  77. zo mager als een stokvis, sprot, garnaal (=mager persoon) 
  78. zo stom als een vis (=iemand die geen woord zegt) 
Delen

voeg je eigen gadgets toe aan deze pagina!